6 december 2025
Gebruikers online: 0

Schokkende taferelen in Zwartsluis tijdens de Stormvloed van 4 februari 1825

Geplaatst op: 5 februari 2025 Gepubliceerd door:

Verhalen komen tot leven. Deze week wordt in vrijwel alle media aandacht geschonken aan deze ramp. In de avond van 4 februari 1825 luidden de kerkklokken om de bevolking te waarschuwen voor het stijgende water. Op 4 februari 2025 luidden de klokken opnieuw. Niet als waarschuwing, maar om de slachtoffers te herdenken: 305 slagen, voor elk slachtoffer één.Zwartsluis telde 11 slachtoffers die zijn verdronken. Op woensdagavond 19 maart houdt de HVZ een lezing over dit onderwerp in Sluuspoort. De spreker is dr. Dirk Jan Wassenaar. Volgende week volgen de nadere gegevens voor inschrijving.

Een dagelijks in het oog springende getuige van deze ramp vinden we in het centrum van Zwartsluis. Het is de diepe Grote Kolk langs de Provinciale weg. Wie een fietstocht over de dijken in de regio maakt zal veel van deze kolken aantreffen. De foto boven dit artikel dateert van 1923.

Als redactie van de Historische Vereniging Zwartsluis kunnen wij ook niet voorbijgaan aan deze tragische gebeurtenis. We stonden op het punt een artikel in te sturen voor publicatie via Zwartsluis Actueel, toen we een mail ontvingen van Tineke Gouman-van Zanten. In de bijlage bevond zich een pdf bestand van een vergeeld en door vocht aangetast boekwerkje dat haar vader in zijn bezit had. Dan gaat het hart van deze redacteur steeds sneller kloppen. Het gaat over de Stormramp van 1825 in Noord West Overijssel en het is in 1925 geschreven door H. van Dalfsen uit Steenwijk, ‘Oud-hoofd eener school’.

Daarin wordt o.a. verhaald wat er in Zwartsluis gebeurde. De combinatie van een gedetailleerde beschrijving en het prachtige taalgebruik hebben ons doen besluiten dit verhaal als geheel via deze krant aan te bieden.

Dit kunnen wij niet beter doen. Je voelt de angst en het verdriet, historie komt tot leven. Gezien de inhoud van dit verhaal heeft dhr. Van Dalfsen zijn informatie ontleend aan het boek ‘Overijssels Waternood’ van J. ter Pelwijk.

De watersnoodramp in Zwartsluis

Zwartsluis, in oude stukken vaak de Swarte Sluis genaamd, heeft zijn naam te danken aan de sluizen, waardoor hier het Meppelerdiep, dat het water uit Drente aanvoert. DeArembergergracht, die het uit Friesland aanvoert en beide al dat water loozen op de bruinachtige rivier, het Zwartewater, die hier een scherpe bocht maakt, eerst noordelijk, dan westelijk stroomende. Aan die 3 sluizen heeft de plaats haar opkomst, beteekenis en welvaart te danken.

Daar Zwartsluis te water dus van verschillende zijden te bereiken is, is de scheepvaart er belangrijk; circa 20000 turfschepen passeeren hier jaarlijks. De groote beteekenis van de gunstige ligging van Zwartsluis heeft in vroegere eeuwen in oorlogstijd steeds de begeerlijkheid der oorlogvoerende partijen opgewekt. Zoo maakte de bisschop van Munster zich in 1672 van Zwartsluis meester en versterkte het zoo geducht, dat de Hollandsche en deFriesche legers tot driemaal toe te vergeefs de versterkte plaats trachtten te heroveren.

Maar een geduchte vijand is voor Zwartsluis het water, zoowel het zeewater, dat door het Zwartewater opgestuwd, den dijk beukt, waar aan de binnenzijde de huizen staan; maar ook het binnenwater, als bij langdurigen hoogen stand van het buitenwater, de sluizen niet kunnen loozen. In het laatste geval krijgen de lage wei- en hooilanden aan het Meppelerdiep veel en soms langdurig last van het water, waardoor meermalen de hooioogst mislukt. Maar de stormvloeden uit het Westen komende, hoe kortstondig dan ook, hebben deze plaats gedurigin groot gevaar gebracht en wanneer de golven over den dijk sloegen, geducht geteisterd.Immers de vervaarlijke golven, door de Westenwinden rechtstreeks tegen den dijk, vóór deze de bocht maakt, gedreven, kregenhier een ontzettende kracht.

De Stormvloed van 4 februari 1825

Zoo was het ook den 3 en 4 Februari van het jaar 1825. In den nacht tusschen deze beide dagen groeide de storm aan tot een orkaan en steeg de vloed zoo hoog, dat te middernacht de kruin van den dijk al begon over te loopen. De verschrikte bevolking snelde naar de gevaarlijke plaatsen en poogde met tusschen de palen geschoven planken, door dammen en kistingen den vloed te bedwingen. Wel spande men alle krachten in, trotseerde groote gevaren, bracht zeilen aan den binnenkant der dijken aan, waar reeds heele stukken uit spoelden; alles te vergeefs. De woedende Waterwolf stoorde zich aan dammen noch kistingen, sloeg ze weg en bracht doorbraak bij doorbraak, o.a. twee tusschen de Schans en het Buitenkwartier, de plaats waar thans het tramstation staat en waar tegenover men aan de binnenzijde van den dijk, de kolk ziet, die toen ontstaan is. Om bergplaatsen voor het vee te krijgen, werden kerk en school ontruimd en in deze gebouwen stond het water nog zoo hoog,dat men vreesde voor het verdrinken van de dieren. Toen de vloed nog steeds toenam, werd de toestand verschrikkelijk: het vee was niet meer te redden, velen moesten hun woningen verlaten, vluchtten naar hooger huizen of zochten een hooger en veiliger plek op den zolder.

Zoo ook een bewoner in het Buitenkwartier, die zijn vader en pas herstelde vrouw met de kleine mede op den wrakken zolder van het huis bracht, evenals zijn achterburen. De hoogste huizen waren weldra met vluchtelingen gevuld, zooals dat van den heer Tobias aan de Nieuwesluis en van J. Huisman in het Buitenkwartier bij de brug. Vol angst en vreeze ging men den nacht in. In wanhoop liepen mannen en vrouwen met hun kinderen bij zich, een toevlucht te zoeken. Met den dood voor oogen, namen velen afscheid van hun dierbaren onder het angstig noodgeschrei der ongelukkigen, die het ergste vreesden.

Maar hier waren het de moedige scheepslieden, die hun leven waagden om te redden, wat te redden scheen. Niet altijd gelukte dat. Van twee zusters, in een reeds ingestorte woning achtergebleven, wist men de een wel in de boot te krijgen, maar terstond daarop stierf zij; de zuster, die men niet had kunnen bereiken, verdween in de golven. Ook de buurman was niet te helpen. Allergevaarlijkst was de toestand der bewoners van de drie huizen, welke door dedoorbraak aan ’t Westeinde van de anderen gescheiden waren. Albert Eggen, en ook de vrouw van ]. F van den Berg en 5 kinderen hadden redding gezocht op den zolder van Tibouts huis, het sterkste der drie. Tegen den ochtend, nog vóór het licht was, sloeg de schuur weg en begon het huis zoo te trillen, dat men zich op den zolder niet meer veilig achtte. Tibout maakte nu een gat in het dak en in dat van Eggen om veiliger plek te zoeken. Dat was een hachelijke onderneming, die aan een der broeders gelukte. Vóór vrouw en kinderen hem konden volgen, schoot de zoldering schuin naar beneden, waarop het beklagenswaardige zestal op een hooimijtje terecht kwam, dat weldra uiteen dreef, zoodat Tibout, de vrouw met haar vijftal voor zijn oogen, onder een jammerlijk geschrei, zag verdrinken. Nu trachtte T. zijnbuurman Eggen te redden, wat mede mislukte, daar E. door het instorten van het dak tusschen hout en onder de sparren was bekneld geraakt en jammerlijk zijn leven verloor.

T., nu op eigen redding bedacht, haastte zich bij zijn broeder te komen. Wel gelukte dit, maar ook dit huis stortte in en Van den Berg werd met zijn beesten onder puin en golven begraven.De gebroeders, nu in Eggen’s huis, schenen mede verloren, want ook het dak van deze woning begon te drijven. Het gelukte hun nog een tak van een boom te grijpen, daarin te klimmen en daarna op een deur te komen. Aldus op die deur en zich aan de zwiepende takken vastklemmende, door koude verstijfd en verkleumd, brachten ze een nacht van onbeschrijfelijke ellende door. En in die bange oogenblikken hoorden zij een hartverscheurend geroep van kinderen, op een drijvend hooibultje: “Moeder help ons, onze voeten zijn al in ’t water !” Van die kinderen hoorde men niet meer, maar de beide broeders, werden des morgens te 5 ure uit hun benarden toestand gered.

Nog verdient vermelding de even wonderlijke redding van Jan Weijemars, zijn vrouw en vier kinderen. De woning van dit gezin stond bij de kalkovens en dreigde in te storten, terwijl de naastbijstaande huizen reeds verdwenen waren. Zoo scheen voor de ongelukkigen redding onmogelijk. Het zestal bevond zich op zolder. Vader maakte een gat in het dak, legde daardoor twee stokken met het eind in de takken van een appelboom en daarop een ladder. Over deze gevaarlijke brug werd eerst de vrouw en de zuigeling in den boom gebracht, toenhet 12-jarig dochtertje en daarop volgde de vader, die de beide andere kinderen met een laken aan zijn lichaam had gebonden. Steeds vreezende, dat de door den storm geslingerde takken hun last niet meer zouden houden of de kinderen los zouden laten, zoo altijd met den dood voor zich, bracht men den langen, bangen nacht door. Des morgens werd het gekerm en geroep der stumperds gehoord. Met groot gevaar gelukte het aan eenige menschenvriendenouders en kroost in veiligheid te brengen. Zulke heldendaden en gezegende reddingspogingenzijn als lichtpunten in dezen duisteren nacht. Zoo woest had de verwoede waterwolf in dit centrum van de scheepvaart huisgehouden, waar de schippers, door den storm belet uit te varen, zulke goede diensten bewezen. Eerst waren er de doorbraken bij de Schans en het Buitenkwartier en daarna door een aantal gaten in de dijken van Vollenhove, Blokzijl, Blankenham en Kuinre.

Met den aanvang van den Zaterdag 5 Febr. week het gevaar. De wind was naar het Noorden gedraaid en de dijken, voorzooverre ze nog niet gebroken waren, konden nu de kracht van den vloed oorstaan. Om drie uur van den voorgaanden nacht was de stand van het water het hoogst geweest. In de kerk stond het 0.8 el of 5 dM., in het gemeentehuis 1 el of 7 dM., in het huis van den schout van Setten 1.65 el of 1.1 M., in de lage huizen 2 el of 1.7 M. en op de laagste landerijen 3.4 el of 2.3 M.

Nadat het water zoo gezakt was, dat men met kleine schuitjes hier en daar kon varen, zag men wat er verloren was gegaan. Huisraad, kleeren en dekking waren verdwenen of bedorven; de kostbare kalkovens, het bestaan voor menig gezin, hadden deerlijk geleden; het hout van scheepstimmerwerven en van timmerlieden dreef heinde en verre en wie kon de schade opgeven, geleden door verlies en bederf van goederen. Bovendien waren tal van lieden nu geruimen tijd buiten eenig bestaan. Er waren er die niets meer bezaten, geen huis, geen huisraad, geen kleeding, geen brandstoffen, geen voedsel en geen bestaan. 300 menschen vonden bij hun medeburgers tijdelijk een onderkomen. Zwartsluis telde in dit rampvolle jaar 2563 inwoners, (thans 3575). 11 inwoners zijn bij deze ramp om het leven gekomen. Bij de telling in het jaar te voren waren er 801 runderen, 92 paarden en 17 schapen. En bij den stormvloed waren verdronken menschen, bovendien 272 runderen, 11 paarden en 5 schapen; 45 huizen waren weggespoeld, 217 onbewoonbaar geworden. In boeken van verschillende schrijvers wordt opgegeven, dat men de geheele schade, daarbij het herstel der dijken, begrootte op f I 00.000. Maar de milddadigheid van het volk liet zich niet onbetuigd. Vele en milde gaven werden voor de slachtoffers gezonden.

Redactie van de Sluziger Kroniek, Geke Françoise en Herman Slurink. De bovenstaande tekst is iets ingekort.

Dan nog een oproep: Word lid. Er zijn nu 121 nieuwe leden. Het is belangrijk voor een dorpsgemeenschap dat de verhalen van voorbij blijven leven en herinneringen gedeeld en namen genoemd worden. Vooral óók nu het plaatselijke Nieuws- en Advertentieblad is verdwenen. Je hebt niet half in de gaten hoe belangrijk dit is voor de sociale gemeenschap. Steun daarom de Historische Vereniging Zwartsluis met een lidmaatschap. Voor de Sluziger kost dit slechts € 17,50 per jaar en daarvoor ontvang je drie keer per jaar het boekje ‘Sluziger Kroniek’ met waardevolle historische verhalen en wetenswaardigheden. Voor niet Sluzigers bedraagt de prijs € 5,00 meer i.v.m. portokosten. Ook wordt er 2 x per jaar een ledenavond georganiseerd met interessante onderwerpen. Meld je aan op www.historiezwartsluis.nl en klik op het balkje ‘Word lid’ en de rest volgt vanzelf.