Waar het licht haar vleugels vindt (Column Herman Slurink)
Geplaatst op: 23 augustus 2025
In de vroege ochtendschemer, wanneer het riet nog druppels draagt van de nacht, glijdt de zwaan als een stille gedachte door het water. Soms lijkt ze uit het niets te verschijnen, alsof het moeras zelf haar naar voren schuift.
Ik zwerf al mijn leven lang door het gebied van De Wieden en De Olde Maten. De mooiste momenten beleef je rond de stille uren van zonsopkomst of zonsondergang. Dan zijn dit plekken die je niet bezoekt, maar die je binnen treedt, zoals je een stille kamer binnengaat. En in die stilte is zij er vaak. Niet als een verrassing, maar als een aanwezigheid, een vertrouwde geliefde.
Al jong leerde ik hier luisteren naar de stilte, als volwassene vond en vind ik er steeds weer de vrede die de wereld daarbuiten lijkt te vergeten. Nu ik met pensioen ben dringen de beelden nog dieper binnen, lijken ze nog meer prijs te geven. Je vindt amper woorden om iets van deze ervaring te delen. Gelukkig schiet de camera me dan te hulp. Onlangs schreef iemand mij naar aanleiding van een column over de Moerasmeermin: “jouw woord en beeld zijn als twee vleugels van dezelfde vogel”. Dit raakte me eerlijk gezegd wel. Dan resoneert dit schijnbaar onnoembare toch ergens in andermans ziel.
Gedurende al die zwerftochten is de zwaan een metgezel geworden. Dit schrijven is dan ook een loflied op haar soms gracieuze schoonheid. Jammer dat de zwaan dit niet kan lezen. Maar misschien is dat juist goed, want zij begrijpt de stilte beter dan woorden ooit zouden kunnen.
Ze beweegt zonder haast. Elk gebaar is doordacht, alsof ze zich bewust is van haar eigen schoonheid. De zwaan is trouw aan haar partner, is toegewijd aan haar jongen. Alleen wie te dicht bij hun nest komt, ontmoet haar felheid – een felheid geboren uit liefde, niet uit haat. De mens zou er goed aan doen deze les ter harte te nemen.
’s Avonds, als de zon haar laatste licht over het water legt, verandert het decor. Het goud van de dag wordt dieper, roder, warmer. Ik zat aan de oever van de Stille Belter, het water lag als een spiegel tussen de rietkragen. Als uit het niets kwam ze langzaam naderbij, haar vleugels zacht oplichtend in de ondergaande zon. Een oud verhaal kwam tot leven, verteld in kleur en stilte. Net zo traag als ze kwam, gleed ze na een lichte knik weer van me weg. Haar witte vleugels vingen het late milde zonlicht, dat voor even bleef hangen in de zachte waaiers van haar veren. Dit haast paradijselijke tafereel schonk mij het diepe weten dat schoonheid zich nooit laat afdwingen. Je moet alleen maar aanwezig zijn, geduldig, en open voor het moment waarop zij besluit zich te tonen.
In goud gekleurd water,
draagt zij de dag,
stil als een gedachte
die geen haast kent.
Licht vouwt zich
in haar vleugels,
als een vroege troost
Licht voor de nacht die komt.
Herman Slurink




