‘Opa DESZ’ heeft zin in het nieuwe seizoen
Geplaatst op: 9 augustus 2016
Gerrit Jan ten Klooster met het eerste elftal van DESZ. Foto Henk Kuik, tekst Erik Driessen
Gerrit Jan ten Klooster vierde onlangs zijn 80e verjaardag. Die vierde hij uiteraard ook bij DESZ, de club waar hij al zijn hele leven rondloopt. Ten Klooster ging onder meer met het eerste elftal op de foto. Zelf speelde ‘opa DESZ’ bijna twintig jaar in dat vlaggenschip en sindsdien was hij op veel fronten actief binnen de vereniging. “Ik heb een rood-wit hart…”, klinkt daarom bijna als een understatement.
De liefde voor voetbal zit bij Ten Klooster diep. DESZ gaat helemaal voor alles. “Hij laat de verjaardagen van zijn kleinkinderen schieten als die op zaterdag zijn…”, glimlacht schoonzoon Simon Spit en Ten Klooster zwijgt wijselijk. Het is de waarheid, zegt hij zonder woorden. Die passie voor voetbal en DESZ werd van huis uit bepaald niet gestimuleerd. “Ik mocht niet voetballen, maar deed het natuurlijk toch. Ik bracht de voetbalkleren bij de overburen. Toen mijn ouders er achter kwamen mocht ik wel zelf kiezen of ik doorging. ‘Maar als je ze poten kapot trappen, is het je eigen schuld…’, zei mijn vader. Nou, in twintig jaar heb ik ooit één keer een liesblessure gehad. En toen ik vorig jaar een hartoperatie moest ondergaan, stond de arts versteld van mijn conditie. Al dat voetballen heeft dus wel wat opgeleverd.”
Ten Klooster typeert zichzelf als een ‘werkvoetballer’. Een fijnbesnaarde technicus was hij als rechtsback en middenvelder niet, maar toch vielen zijn talenten op. “Op een gegeven moment zeiden elftalbegeleider en aanvoerder Van Loor en Brouwer tegen mij dat ik zaterdag maar eens mee moest met het eerste. ‘Maar ik ben 15 jaar…’, sputterde ik tegen. Volgens hen kwam alles goed. En dat was ook zo. We moesten uit naar WZC in Wapenveld, we wonnen met 1-2 en ik maakte de winnende goal…”, herinnert Ten Klooster zich. Glimlachend: “Nee, een wereldgoal was het niet. Iemand schoot tegen mijn bil aan, de bal veranderde van richting en rolde zo de goal in…”
DESZ zat in die tijd nog in ‘oost’, op een goed niveau bovendien. “We speelden derde klasse in de periode dat de onderafdeling nog bestond. Dat was best hoog dus. Vaak moesten we richting de Veluwe, VIOS Veessen, Arnhem, dat soort clubs. Ook tegen IJVV speelden we wel. Daar heb ik nog eens wat geks meegemaakt. Ik droeg in die tijd nog een toupet en die vloog na een kopbal van mijn hoofd af. DESZ was in die tijd veel kleiner dan nu. We hadden vier seniorenteams en veel minder jeugd. Toch was het een schitterende periode, vooral de wedstrijden op de Berkenlaan waren prachtig. Daar stond echt veel volk langs de lijn.”
Die sfeer spreekt hem trouwens nog steeds aan bij DESZ. “Je moet snel zijn als je met de bus mee wil naar uitwedstrijden. Die zit zo vol. Tegenstanders kijken altijd raar op als ze horen dat we met een volle bus komen. Dat zijn ze helemaal niet gewend. Ook de sfeer binnen de vereniging vind ik mooi. Iedereen kent me, van oud tot jong. ‘Opa DESZ’, noemen die kinderen me. Ik heb ook veel bij de club gedaan. Nadat ik op mijn 34e ben gestopt, haalde ik mijn trainersdiploma. Toen heb ik negen jaar het tweede elftal getraind. Daarna kreeg ik het aanbod om het onderhoud op me te nemen”, vertelt Ten Klooster. Spit lachend: “Met die bus gaat ie weinig mee hoor. Anders zitten ze bij DESZ aan het scorebord en dat is hem heilig…”
“Geen belangstelling…”, kregen andere clubs te horen als ze naar zijn diensten hengelen. “Ik ben als speler wel eens benaderd, maar ik heb een rood-wit hart. Je blijft bij je club, vind ik. Ook later als trainer had ik geen belangstelling om eens ergens anders te kijken. Op mijn werk heb ik ook niet veel gewisseld. Na zestien jaar in de scheepsbouw werkte ik dertig jaar bij BESTO.” En ook dat ging op de manier zoals hij voetbalde, vult Spit weer aan. “Hij doet alles in een hoger tempo dan anderen. Bij straatwerk bij DESZ pakt hij drie tegels als iemand anders twee tegels pakt. En hij racet op zijn fiets door Zwartsluis.”
Na een voetbalseizoen valt Ten Klooster doorgaans in een gat. “We zaten met z’n allen een biertje te drinken in The Blizzard. ‘Het mag van mij wel weer beginnen’, zegt ie. Toen was het seizoen een week voorbij. Dan weet hij niet wat hij met zijn zaterdagen moet”, vertelt Spit. Want die brengt Ten Klooster van ’s ochtends vroeg tot het moment dat de kantine sluit door op de Cingellanden. Ook slaat hij geen training van het eerste elftal over. Elke avond na het eten fietst hij richting het sportpark.
En dus heeft hij alweer volop zin in het nieuwe seizoen. Een jaargang waarvan hij hoge verwachtingen heeft. “De selectie is er met Kisjes en Naberman op vooruitgegaan. En we hebben een hele goede nieuwe keeper. En de trainingen zien er ook heel goed uit. Dit zijn prima trainers volgens mij. Je moet altijd afwachten hoe het gaat lopen, maar dit ziet er gewoon goed uit.”
Het is niet alleen DESZ waar zijn hart ligt. Feyenoord is ook altijd zijn club geweest, al bezoekt hij die niet. Het is liefde op afstand. “Mijn zonen Jan en Henk zijn gek genoeg voor Ajax. Jan zelfs heel fanatiek. Dat was nog wel eens gezellig hier in huis dus. En buiten voetbal houd ik van elke sport. Ook was ik veertig jaar lid van Voorwaarts. Daarmee moest ik helaas stoppen na die operatie”, vertelt Ten Klooster.
Een koninklijke onderscheiding ligt op de eettafel. Gekregen voor alle verdiensten op en rond het voetbalveld, bij Voorwaarts en binnen de kerkenraad. En buiten die erkenning is Ten Klooster natuurlijk erelid van DESZ. Om over de eretitel ‘opa DESZ’ maar te zwijgen.




